Aanverwantschap: de betrekking tussen de echtgenoot en echtgenote en de bloedverwanten van de andere partij. Degenen tot wie men in deze betrekking staat heten verwanten. Akte van bekendheid: verklaring van geboorte door vier getuigen wanneer geen afschrift van de doop-inschrijving kan worden overlegd. Akte van vinding: een soort geboorteakte van een vondeling. Adoptiefkind: een aangenomen kind. Armkind: een overleden kind, jonger dan een jaar, dat op de arm naar het graf werd gedragen. Arm kind: een kind van minder draagkrachtige ouders. Baarkind: een overleden kind, ouder dan een jaar, dat op een baar naar het graf werd gedragen. Babyluik: luik in muur van b.v. kerk of ziekenhuis waar moeders anoniem een pasgeboren baby kunnen achterlaten. Bastaard: een mens voortgekomen uit ouders van verschillend ras of soort. een onwettig kind. Behuwd: aangetrouwd. Behuwdbroeder: zwager. Behuwddochter: schoondochter. Behuwdoom/tante: man van tante / vrouw van oom. Behuwdzuster: schoonzuster. Bevrijdingskind: kind van een natuurlijke vader (1945-1946). Bidprentje: plaatje dat na afloop van de uitvaartdienst ter herinnering aan de overledene wordt (werd) uitgereikt. Biologisch kind: kind van de verwekker. Halfbroer/-zus: broer of zus die één ouder gemeenschappelijk hebben. Heerbroer/-neef/-oom: rk broer/-neef/-oom die geestelijke is. Heteroseksueel: geslachtelijke neiging tot de andere sekse. Homoseksueel: geslachtelijke neiging tot de eigen sekse. Jongedochter: de bruid die bij huwelijk nog niet eerder was gehuwd. Jongeman: de bruidegom die bij huwelijk nog niet eerder was gehuwd. Jonggezel: zie bij jongeman. Kind: zoon of dochter. Kind des doods: iemand die moet sterven. Kind van de rekening: slachtoffer van onaangename situaties. Kind van Staat: door de staat opgevoed vorstenkind. Kind van zijn tijd: kind dat met zijn tijd meegaat. Kinderhoofdje: keisteen als bestrating. verder veel samenstellingen met het woord kind. Klaagvrouw: gehuurde vrouw die bij begrafenis of crematie rouw betoont. Kleinkind: een kind van een kind - ook kindskind. Koude kant: aangetrouwde familie. Kraam: bevalling. verder veel samenstellingen met het woord kraam. Lesbienne: vrouwelijke homoseksueel. Levensgezel: partner waarmee een gemeenschappelijke huishouding wordt gevoerd en met wie via een notariële akte een samenlevingscontract is gesloten. Meerderjarig kind: een kind dat de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt (verzorging en opvoeding). Nakomertje: het jongste kind dat aanmerkelijk in leeftijd verschilt met het voorgaande. Natuurlijke vader: de vader die het kind al bij de geboorte erkent. Natuurlijk kind: een buitenechtelijk kind. Neef: zoon van oom en tante - zoon van broer en zus. Nicht: dochter van oom en tante - dochter van broer en zus. in de volksmond ook gebruikt voor lesbienne. Oma: moeder van vader en moeder. Onderhoudsplichtig: verplichting van de ouders om hun kinderen tot het bereiken van de 21-jarige leeftijd te verzorgen met betrekking tot onderhoud en studie. Onecht kind: een kind waarvan de vader niet bekend is. Onterfd kind: een kind dat is geschrapt als erfgenaam. Onwettig kind: een kind dat buiten een wettig huwelijk is geboren. Oom: broer van vader en moeder. Oorlogsbaby: kind - onbedoeld - verwekt tijdens een oorlog door een onbekende, mogelijk door verkrachting. Opa: vader van vader en moeder. Oudoom/ -tante: oom of tante van vader of moeder. Papkind: een kind dat met pap is grootgebracht. Pater familias: huisvader - hoofd van een gezin. Pedofiel: iemand met een overheersende neiging tot omgang met kinderen of zeer jeugdigen. Peter en meter: zien er van origine op toe dat een dopeling - wanneer de ouders zich niet van deze taak kwijten - een katholieke opvoeding geniet erwekker: de biologische vader van een kind. Volle broer/zus: broer of zus die beide ouders gemeenschappelijk hebben. Vondeling: pasgeboren kind dat door een onbekende moeder wordt achtergelaten Voogd: wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige die niet onder de ouderlijke macht staat - toezichthouder. Voogdijkind: een kind waarvan de ouders niet de ouderlijke macht uitoefenen en waarover een of meerdere voogden zijn aangesteld. Ven dat hij zijn doopbeloften getrouw blijft. Oom of tante waarnaar een gedoopt kind genoemd wordt. Petekind: een kind waarover men peter of meter is. Pleeggezin: gezin waarin een pleegkind geplaatst wordt. Pleegkind: een aangenomen kind. Pleegouders: man en vrouw die een pleegkind hebben. Puber: jong mens in de overgangstijd tussen kind en volwassene. Schoonbroer: zie zwager. Schoonmoeder: moeder van je partner. Schoonvader: vader van je partner. Schoonzus: echtgenote van broer. Stiefkind: een kind uit een vroeger huwelijk van echtgenoot of echtgenote. een kind van echtgenoot of echtgenote dat niet jouw kind is. Stiefouder: de niet-natuurlijke vader of moeder. Suikeroom/-tante: rijke erfoom of -tante. Tante: zus van vader en moeder. Teenager: kind van 13 tot 19 jaar. Verwanten: zie aanverwantschap. Voorkind: een kind uit een eerdere relatie dat deel gaat uitmaken van een volgende relatie. Weeskind: een kind waarvan beide ouders zijn overleden. Wettig: via huwelijk of (per 1.1.1998) geregistreerd partnerschap bij de burgerlijke stand. Zuigeling: zeer jong kindje Zwager: echtgenoot van zus.
|
Bron: A.H Boswerger, Loosdrecht |
|
|
|